“Veiligheidsdenken staat een rechtvaardige aanpak van het klimaatprobleem in de weg”

Overheden, veiligheidsdiensten en grote internationale bedrijven bereiden zich al langer voor op een wereld waarin klimaatverandering een feit is. Volgens Nick Buxton van Trans National Institute zien ze de gevolgen van klimaatverandering vooral als een veiligheidsrisico. Hun belangrijkste doel is onze toekomstige welvaart en de toegang tot energie, grondstoffen en voedsel veilig te stellen. Ten koste van de slachtoffers van klimaatverandering.

Authors

Article by

Freek Kallenberg

Onderzoeker en communicatiemanager Nick Buxton van het Transnational Institute (TNI) publiceerde samen met TNI-onderzoeker Ben Hayes eind vorig jaar het verontrustende boek The Secure and the Dispossed. Een bundel artikelen over de manier waarop regeringen, veiligheidsdiensten en de grote internationale bedrijven zich voorbereiden op een wereld waarin de klimaatverandering een feit is. Ze analyseerden onder meer rapporten als Climate Cataclysm: The Foreign Policy and National Security Implications of Climate Change van de Amerikaanse veiligheidsdiensten en Shell’s scenariostudie Blueprint and Scramble.

“In deze studies gaat het vooral over de veiligheid van mensen in landen die al rijk en welvarend zijn”, zegt Buxton. “Het gaat hen om het veilig stellen van dat wat al bestaat, en dat is zelden rechtvaardig. Over de gevolgen voor en veiligheid van mensen die leven in regio’s waar nu al de gevolgen van klimaatverandering merkbaar zijn maken ze zich veel minder druk. Integendeel, die regio’s en mensen die daar leven, of vluchten, worden vooral als veiligheidsrisico gezien.”

Jullie stellen dat sociale bewegingen zich veel meer moeten gaan bezig houden met de gevolgen van klimaatverandering zoals droogte, mislukte oogsten, oorlogen, vluchtelingen en economische crises. De milieubeweging is hier huiverig voor omdat het afleidt van de aanpak van de oorzaken.

“Natuurlijk moeten we alles op alles zetten om de oorzaken van klimaatverandering weg te nemen. Maar tegelijkertijd is klimaatverandering al ingezet en deze stopt niet, zelfs niet als we nu direct zouden stoppen met de uitstoot van broeikasgassen. We moeten echter voorkomen dat de veroorzakers van de problemen leidend worden in het debat over oplossingen. Veel van de ‘oplossingen’ die nu worden aangedragen door overheden, veiligheidsdiensten en bedrijfsleven tasten vaak het milieu verdere aan, en zijn bovendien zeer onrechtvaardig omdat ze de slachtoffers van klimaatverandering tot veiligheidsrisico’s bombarderen. Kijk maar naar het huidige debat rond vluchtelingen in Europa. De nadruk ligt op het sluiten van de buitengrenzen omdat de veiligheid van de Europese burgers op het spel zou staan.

Een rechtvaardige transitie echter, combineert het streven naar een fossielarme economie met de opbouw van veerkrachtige gemeenschappen en regio’s. Deze twee gevechten moeten worden gekoppeld: het stoppen van klimaatverandering en de zorg dat de meest kwetsbare groepen niet nog meer te lijden krijgen van de gevolgen van klimaatverandering.”

Het adresseren van de oorzaken is hetzelfde als het adresseren van de gevolgen?

“Ja, kijk naar het debat rond voedselzekerheid. Politiek en bedrijfsleven leggen de nadruk op het verhogen van de productie en de toegang tot vruchtbare landbouwgrond. Hiervoor wordt massaal landbouwgrond opgekocht of afgenomen van kleinschalige boeren door grote ondernemingen die inzetten op industriële grootschalige landbouw. Deze landbouw draait volledig op fossiele energie, pesticiden en lange afstand transport. Terwijl kleinschalige agro-ecologische methoden ongeveer drie maal zo weinig broeikasgassen uitstoten. Door deze voedselzekerheidstrategie wordt niet alleen het klimaatprobleem verergerd, maar neemt ook de veerkrachtigheid en weerbaarheid van lokale gemeenschappen af om met de gevolgen van klimaatverandering om te gaan. Ze zijn immers beroofd van hun land, hun manier van bestaan.”

Het debat over klimaatverandering en voedselzekerheid moet dus niet gaan over de productie van voedsel, maar over toegang tot en de controle over voedsel.

“Er wordt meer dan genoeg voedsel geproduceerd, zelfs tijdens de voedselcrisis van 2008 was er geen tekort aan voedsel. Gebrek aan productie is dus niet het probleem, wel de distributie. Eenderde van ons voedsel wordt verspild, dat belandt nooit in iemands mond.

Belangrijker nog is grondbezit. Grofweg zijn er twee parallelle landbouwsystemen, het industriële grootschalige systeem waarin niet de productie van voedsel, maar van winst centraal staat. Hier worden veel zogenaamde flexgewassen verbouwd, gewassen die voor meerdere doeleinden kunnen worden gebruikt. Mais bijvoorbeeld kan dienen als voedsel voor de mens, maar ook als krachtvoer voor dieren of voor biobrandstof. Bedrijven zijn dol op deze flexgewassen, omdat ze daardoor altijd kunnen kiezen voor de meest winstgevende markt. Dat speelt echter niet in op behoefte aan voedsel.

Bedrijven zijn dol op deze flexgewassen, omdat ze daardoor altijd kunnen kiezen voor de meest winstgevende markt. Dat speelt echter niet in op behoefte aan voedsel.

Het andere, meer lokale en kleinschalige systeem is wel gericht op voedselproductie. Dit systeem bestaat voornamelijk uit kleinschalige boeren die nog steeds het merendeel van het voedsel wereldwijd produceren. Maar dit systeem wordt consequent ondermijnd. Boeren wordt hun land afgenomen, ze hebben last van handelsverdragen die in hun nadeel werken, er wordt nauwelijks in geïnvesteerd. Terwijl juist dát zou moeten gebeuren.

Op het moment dat je stopt met de focus op aanbod en de aandacht vestigt op toegang van voedsel gaat het niet meer over zekerheid en veiligheid maar over soevereiniteit. De beweging die hiervoor pleit wordt steeds sterker omdat het besef toeneemt dat voedsel essentieel is voor ons leven en de duurzaamheid – in de zin van bestendig – daarvan. Soevereiniteit stelt de vraag naar wie het voedsel produceert en wie toegang heeft tot voedsel. Daarover moet het debat gaan, niet over veiligheid.”

Hetzelfde kan worden gezegd over het debat over energiezekerheid?

“Ja en hierin klinkt ook vaak een nationalistische ondertoon door. In Europa gaat het vooral over de vraag hoe we van het Russische gas afkomen. In de VS is onder Obama getracht om minder afhankelijk te worden van ‘buitenlandse’ brandstoffen. Energiezekerheid is gekoppeld aan nationale maar vooral militaire belangen. Dat is de reden waarom de VS dominant wil zijn in het Midden-Oosten en steeds meer ook andere regio’s zoals Afrika. Overal waar olie wordt geproduceerd zie je die militarisering plaatsvinden.

Dat is voor hernieuwbare energie overigens niet anders. In Mexico zijn boeren onteigend omdat er windmolenparken op hun grondgebied moeten komen die energie aan de VS leveren. In Marokko moeten boeren en nomaden wijken voor gigantische zonneweiden waarvan de elektriciteit vooral naar Europa stroomt en die de lokale bevolking geen cent en geen kilowatt energie opleveren.”

Volgens jullie hebben de klimaattoppen een effectieve ontmanteling van de de fossiele economie in de weg gestaan omdat de onderhandelingen alleen gaan over het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. Niet over de winning en productie van fossiele brandstoffen.

“Klopt, dat is taboe. Dat heeft ook wel een aanwijsbare reden. Er waren goede ervaringen met internationale verdragen over ozon en zwaveldioxide die focuste op het via cap en trade terugdringen van emissies. CO2 werd daardoor ook beschouwd als een gas dat we kunnen verhandelen, zonder in te zien hoe de uitstoot daarvan verweven zit in onze wereldeconomie. Nu werd ook hiervoor het cap and trade systeem opgetuigd zodat oliemaatschappijen eindeloos door kunnen gaan met het produceren van olie als ze maar enkele boeren elders lieten stoppen met uitstoot van CO2.

Maar de meest relevante vraag hoeft hierdoor nooit te worden gesteld: hoe veranderen we onze hele economie weg van winning van fossiele brandstoffen. Dit maakt het een onmogelijk debat voor de klimaatbeweging en is het nog steeds. We weten dat de oplossing niet komt van emissiehandel, wel dat fossiele brandstoffen in de grond moeten blijven. Maar daarover gaat het nooit tijdens de klimaatonderhandelingen.”

Heeft Parijs daarin verandering gebracht?

“Nee. Het stelt een nieuw doel, 1,5 graad Celsius, en een nieuw rapportagemechanisme waarbij landen hun eigen doelstellingen kunnen stellen op het gebied van uitstoot, maar er is niks afgesproken over de winning en productie van fossiele bandstoffen.”

Omdat regeringen het op klimaatgebied laten afweten en niet voldoende vaart maken met de energietransitie, stelt een deel van de klimaatbeweging dat we vooral zelf aan de slag moeten gaan met duurzame energie en de overheid links moeten laten liggen. Susan George zegt in haar voorwoord bij het boek dat lokale initiatieven en acties, hoewel belangrijk, niet de overheid kunnen vervangen. Vind jij ook dat voor het oplossen van de klimaatcrisis een sterke overheid nodig is?

“Dat is een lastig dilemma. De overheid is de afgelopen 15 jaar steeds meer een corporate state geworden die vooral de belangen van het bedrijfsleven dient. Het is een gemilitariseerde staat die haar eigen burgers bespied; ze is er niet voor de burgers maar ziet ze steeds meer als veiligheidsrisico.”

“Tegelijkertijd zullen alleen lokaal en kleinschalig georganiseerde alternatieven de noodzakelijke transitie niet snel genoeg kunnen bewerkstelligen. Of de macht van bedrijven die internationaal en nationaal opereren niet kunnen breken. Daarvoor hebben we een staat nodig. Het vermijden van de strijd om de staatsmacht geeft de militairen en het bedrijfsleven alleen maar meer macht. We moeten daarom dealen me de staat en deze daarom heroveren en democratiseren.

Dat kan. In Uruguay hebben sociale bewegingen de invloed op de staat vergroot en grote verandering tot stand gebracht. 90 Procent van hun energie is nu duurzaam en dat in 10 jaar. Dat had niet gelukt met alleen lokale initiatieven, daarvoor is een sterke overheid nodig.”

Dit brengt ons bij een ander dilemma dat jullie opwerpen: door klimaatverandering af te schilderen als een probleem dat gevolgen heeft voor iedereen, voor het voortbestaan van de mensheid zelfs, raakt uit zicht dat de mate waarin je daadwerkelijk last hebt van de gevolgen in belangrijke mate wordt bepaald door ras, economische positie, gender of geografische locatie. Door deze verschillen te negeren, en te vragen om klimaatmaatregelen en – oplossingen, koste wat het kost, speel je volgens jullie de veiligheidsdiensten en het bedrijfsleven in de kaart.

“Omdat de klimaatcrisis verhevigd en er echt iets móet gebeuren is de verleiding voor de klimaatbeweging om te vragen om maatregelen groot. Dus als veiligheidsdiensten of CEO’s van internationale bedrijven ook waarschuwen voor de gevolgen van klimaatverandering en vragen om maatregelen zien we in hen opeens bondgenoten. Zonder na te denken wat hun doelen zijn. Waarom denk je dat bedrijven oproepen tot klimaatbeleid? Om arme mensen te helpen, of omdat hun businessmodellen in gevaar komen? Veiligheidsdiensten zien het als een nationaal veiligheidsvraagstuk en grijpen de klimaatcrisis aan om hun positie als militair complex te versterken. Zij doen zich nu groen voor maar de reden dat ze pleiten voor minder oliegebruik is vanwege het feit dat er steeds meer veiligheidsrisico’s zitten aan het transport van fossiele brandstoffen zoals olie naar de VS. Dat is hun zorg, niet klimaatrechtvaardigheid, het kunnen dus nooit je bondgenoten zijn.

“Het is wellicht waar dat het klimaatprobleem zo groot is dat geringe verbeteringen niet genoeg zijn, maar als elke verandering inadequaat is en we niet praten over de oplossingen die er zijn wordt het deprimerend en daarmee ook machteloos.”

Een andere valkuil is dat je als milieuactivist al snel in een existentiële crisis kunt geraken als je ziet hoe we de Aarde en haar bewoners geweld aan doen. Dystopische toekomstbeelden liggen dan al snel voor de hand. Het gevaar bestaat dat we onszelf hierdoor machteloos maken. De kunst is om de bedreigingen serieus te nemen, maar ze niet onvermijdelijk te achten. Iets waar bijvoorbeeld Paul Kingsnorth van The Dark Mountain Project wel toe neigt. Het is een permanente strijd: hoe vertalen we de feiten, de waarheid, zonder in machteloosheid te vervallen en vooral zonder de machtigen sterker te maken dan ze al zijn.

Daarom moeten we er ook voor waken kleine verbeteringen af te doen als te weinig, als inadequaat. Het is wellicht waar dat het klimaatprobleem zo groot is dat geringe verbeteringen niet genoeg zijn, maar als elke verandering inadequaat is en we niet praten over de oplossingen die er zijn wordt het deprimerend en daarmee ook machteloos.”

We moeten dus laten zien dat er alternatieven zijn, ook in praktijk?

“Ja, maar ook dat we een keus hebben. Na de orkanen Sandy en Katrina zag je twee verschillende reacties. De overheid maakt zich in eerste instantie vooral zorgen over de mogelijke sociale chaos die zou ontstaan: plundering en wanorde. Daardoor werden zwarte mensen in New Orleans die na Katrina inbraken in winkels opzoek naar drinkwater en eten plotseling plunderaars. Maar het verhaal dat je niet hoort is dat er spontaan heel veel burgeractie tot stand kwam en mensen zich organiseerden. Er werden zieken verzorgd, mensen bevrijd die vastzaten in hun huis. Tijdens Sandy zag je hetzelfde: er waren in New York na de ramp 60 duizend vrijwilligers actief die zorgden voor voedsel, water, medische hulp en het vinden van vermisten. Dus crises brengen meestal het beste in mensen naar boven, niet het slechtste. Als milieuactivisten moeten we daarom niet de zwarte doemscenario’s schetsen, maar de potentie van mensen om iets te veranderen, iets dat rechtvaardiger is.”