Het academisch circus een tragikomedie van medeplichtigheid en ontwijking op het wereldtoneel van genocide

Komt dat zien, komt dat zien, het grote spektakel van de academische wereld! Een schitterende voorstelling waarin neutraliteit, ethiek en morele verantwoordelijkheid tot in de perfectie worden gejongleerd! Zullen universiteiten eindelijk de banden verbreken met Israëlische instellingen, of trakteren ze ons opnieuw op een adembenemende voorstelling van moreel acrobatiek?

Autores

Longread de

Gert Van Hecken
Academic circus image

Illustration by Fourate Chahal El Rekaby

Academic circus walking the rope image

Illustration by Fourate Chahal El Rekaby

Eerste bedrijf: De kunst van het koorddansen - Neutraliteit, academische vrijheid en institutionele integriteit

Daar verschijnt hij: de ringmeester. Met een imposante zwaai van zijn staf opent hij het doek, het midden van de piste verlicht in één gebaar. Niet zomaar een ceremoniemeester, maar de meester van de hele tent — leider van het gezelschap, hoeder van reputatie, regisseur van rede. 

“Welkom, dames en heren, in deze tempel van de Rede! Wat u vandaag te zien krijgt, is niets minder dan een huzarenstukje van balans en beheersing. Bereid u voor op een wervelend schouwspel van intellectuele virtuositeit, waar wij dansen boven de afgrond — zonder te vallen, zonder partij te kiezen, zonder onze onpartijdige waardigheid te verliezen!”

Een kuchje, een plechtige buiging, en het eerste bedrijf kan beginnen.

Op zijn teken richten de schijnwerpers zich op de artiesten. In hun academische toga’s staan ze klaar, voeten aarzelend aan de rand van het slappe koord. Voor hen: een fragiele lijn, gespannen tussen principes en praktijk, over de gapende kloof van morele verantwoordelijkheid.

Hun doel? De overkant bereiken: het mythische land van de ‘objectieve waarheid’, zo wordt het publiek verzekerd — een plek vrij van elke vooringenomenheid, ongerept door politiek, morele keuzes of wereldse belangen.

Maar hoe smal is het koord, en hoe windstil blijft de tent?

Ze schuifelen voorzichtig over dat dunne lijntje tussen feiten en normen, met een lange balanceerstok waarop ‘neutraliteit’ staat gegraveerd. “Kennis moet puur zijn,” roepen ze in koor, “onverstoorbaar en vrij van elke ideologie! Universiteiten kiezen geen kant, wij zijn apolitiek en objectief”. Die stok, die ze stevig vasthouden, moet onze artiesten beschermen tegen de destabiliserende krachten van subjectiviteit terwijl ze over de afgrond schuifelen. 

Maar kijk, daar wankelen ze al! Hun stok blijkt te zwak voor de zwaartekracht van de realiteit. Want laten we eerlijk zijn: universiteiten zijn allesbehalve neutraal. Van onderzoekskeuzes tot financiering, elke stap is doordrenkt met belangen en waarden — of het nu gaat om grote woorden als ‘diversiteit’ en ‘dekolonisatie’, of het stilletjes beschermen van grote multinationals. Neutraal en objectief? Vergeet het maar.

De illusie van onpartijdigheid 

Het publiek begint te morren wanneer onze artiesten ook ongemakkelijke structurele onrechtvaardigheden omzeilen - racisme, uitbuiting, patriarchaat, privatisering - allemaal factoren die het al wankele koord nog meer doen wiebelen. Hoe lang houden ze het nog vol zonder te vallen?

Een paar nieuwsgierigen gluren stiekem achter het gordijn. Ze willen weten hoe zo’n wankele constructie toch in balans kan blijven. Achter de schermen ontdekken ze een drukte van jewelste: bestuursleden, juridische teams, commissies — allemaal druk in de weer met het controleren van de touwtjes van de voorstelling en het spinnen van een ingewikkeld web van verbanden, bedoeld om te voorkomen dat alles instort. Sommige draden zijn dik en duidelijk zichtbaar — financieringsovereenkomsten, publieke verklaringen, gezamenlijk onderzoek. Andere zijn juist fragiele spinnenwebben, gevormd door stilzwijgende afspraken en historische connecties. Maar de belangrijkste draden die deze voorstelling bij elkaar houden, zijn die van de samenwerking met Israëlische instellingen: onderzoeksprojecten, onderwijspartnerschappen en samenwerkingsverbanden met diepe wortels in het hart van de universiteit.

Een golf van verbazing gaat door het publiek wanneer duidelijk wordt dat die balanceerstok van zogenaamd ‘neutraliteit’, waar de artiesten zo opzichtig mee pronken, niets meer is dan een rekwisiet — een listige afleiding om de werkelijke machtslijnen verborgen te houden. Deze ontmaskering doet de hele voorstelling wankelen. Bovenop het touw slingeren de artiesten – uit balans gebracht – angstvallig heen en weer.

Vrijheid voor mij, niet voor jou

De ringmeester stormt het podium op. In een wanhopige poging om de show te redden, reikt hij de artiesten het schild van de ‘academische vrijheid’ aan. Ze grijpen het en lijken even weer hun evenwicht te vinden. “Als we die banden verbreken, komt de academische vrijheid in gevaar,” roepen ze met luide stem, “onze vrijheid om samen te werken met wie we willen!”

Maar als het publiek wat beter toekijkt, wordt duidelijk wat dat schild écht is. Voor deze artiesten is het geen bescherming voor wie onderdrukking ervaart of strijdt voor gerechtigheid. Het is vooral een blinkende spiegel, zo gepolijst dat hij ongemakkelijke vragen en harde waarheden wegkaatst — precies genoeg om nieuwsgierigen tijdelijk te verblinden.

Het publiek vraagt zich af over wiens vrijheid we nu eigenlijk spreken. De vurige pleidooien van de artiesten over onvervreemdbare rechten klinken steeds holler, zeker tegenover de bittere realiteit buiten de circustent. Decennialang heeft Israël Palestijnen systematisch de toegang tot onderwijs ontzegd — met discriminerende barrières, van het klaslokaal tot op het internationale toneel. Pogingen tot samenwerking met Palestijnse universiteiten worden keer op keer gefrustreerd; militaire controles en bureaucratische hindernissen smoren elke poging in de kiem.

De vernietiging van onderwijsinstellingen — met als dieptepunt het systematisch bombarderen van alle twaalf universiteiten in Gaza in het afgelopen jaar — is de onvoorstelbare climax van een genadeloze campagne om kennis uit te wissen.

En ook binnen Israël zelf worden afwijkende meningen, ook binnen de eigen academische gemeenschap, onderdrukt. Critici van het regeringsbeleid — of ze nu van Israëlische, Palestijnse of andere afkomst zijn, worden geconfronteerd met groeiende repressie. Onder de zionistische controle van het onderwijs wordt onderzoek naar gevoelige onderwerpen, zoals de Nakba van 1948, doodgezwegen en uit academische discussies en leerplannen gewist. 

Deze harde realiteit verpulvert het schild van academische vrijheid. Het wordt glashelder dat onze artiesten dat begrip alleen gebruiken om hun eigen samenwerkingen te rechtvaardigen en te beschermen — een sluw middel om ongemakkelijke waarheden te verbergen.

Integriteit op een slap koord

Nu het schild van academische vrijheid aan diggelen ligt, wiebelen de artiesten gevaarlijk op het koord. Hun act staat op instorten. In een wanhoopspoging grijpen ze naar een ander rekwisiet: het vaandel van institutionele integriteit, hoog opgehangen in de nok van de circustent. Met dat vaandel stevig in handen roepen ze het publiek toe: “Ja, Israël onderdrukt Palestijnen, maar op Israëlische universiteiten ligt het toch genuanceerder!” Even lijkt het alsof ze hun evenwicht terugvinden.

Maar wanneer het publiek beter toekijkt, valt ook die illusie snel uiteen. Israëlische universiteiten zitten diep verstrengeld in dezelfde systemen van onderdrukking die de artiesten zo hardnekkig proberen te ontkennen. Samen met mensenrechtenorganisaties tonen Palestijnse, Israëlische en andere academici al jarenlang aan hoe Israëlischde instellingen medeplichtig zijn aan het kolonialisme, de apartheid en de militaire bezetting.

Neem de Universiteit van Tel Aviv. Daar werd niet alleen de beruchte "Dahiya-doctrine" ontwikkeld, een brute militaire tactiek die gericht is op het toebrengen van enorme schade aan civiele infrastructuur in Gaza, maar de universiteit steunt ook trots de militaire operaties die deze strategie uitvoeren. Studenten van de ingenieursfaculteit pronken met technologieën die ze voor het leger ontwikkelen, zoals "hondencamera's" die worden ingezet bij aanvallen in Gaza. Het Technion-instituut levert gepantserde bulldozers voor het slopen van Palestijnse huizen en technologie voor de illegale scheidingsmuur. Het Talpiot-programma van de Hebreeuwse Universiteit van Jerusalem, dat militair onderzoek koppelt aan academisch werk, toont pijnlijk duidelijk hoe deze instellingen meewerken aan de onderdrukking van het Palestijnse volk. Bovendien is een deel van de campus van de Hebreeuwse Universiteit gebouwd op land dat internationaal erkend wordt als illegaal bezet. En zelfs nu, te midden van de onbeschrijflijke wreedheden in Gaza, steunen de meeste rectoren van Israëlische universiteiten openlijk de militaire agressie en weigeren ze zich uit te spreken tegen oorlogsmisdaden en schendingen van het internationaal recht.

Onder het gewicht van deze harde waarheid scheurt het vaandel van institutionele integriteit in de handen van de koorddansers. Het publiek kijkt scherp toe terwijl zij wankelen. Snel gooit de ringmeester het ingewikkelde web van samenwerkingen, tot dan toe verborgen achter de schermen, in de ring. Het vangt de val van de artiesten net op tijd op. In het gespartel om hun waardigheid terug te winnen, lijken ze niet te beseffen hoe diep ze gevallen zijn — verstrikt in de systemen van onderdrukking die ze ooit beweerden te bestrijden.

"Maar we steunen niet de hele instelling!" protesteren ze, "Onze samenwerking beperkt zich tot apolitieke projecten, zoals kankeronderzoek. Wat kan daar nu mis mee zijn?!” 

Maar zelfs die ogenschijnlijk onschuldige samenwerkingen zijn onmisbaar om het hele web bij elkaar te houden. Ze zitten onlosmakelijk verweven met decennia van mensenrechtenschendingen die deze instellingen in stand houden. Al decennia geleden wees Hannah Arendt erop dat verantwoordelijkheid  niet alleen gaat over individuele intenties, maar ook over onze rol binnen institutionele systemen die onderdrukking voeden — ongeacht of we er directe controle over hebben.  Academici die binnen zulke systemen werken, of ze nu militair onderzoek doen of zich bezighouden met zogenaamd “neutraal” werk, dragen bij aan het legitimeren en versterken van die instellingen. Elke samenwerking, subsidie of uitwisseling trekt onze universiteiten dieper in een web dat, onder het mom van neutraliteit, apartheid en bezetting in stand houdt en rechtvaardigt.

Progressieve stemmen, maar verstarde instellingen…

De koorddansers klampen zich hardnekkig vast aan een laatste redmiddel, niet bereid hun door eigenbelang ingegeven excuses los te laten: “Als we de banden met Israëlische instellingen verbreken, snoeren we de progressieve stemmen binnen die instellingen de mond!” “Progressieve Israëlische academici”, benadrukken ze, “zullen helpen de apartheid van binnenuit ontmantelen, maar alleen als we de instellingen die de apartheid in stand houden, blijven steunen.” 

Het publiek doorziet die kromme redenering meteen. Dertig jaar geleden klonken in deze tent – of een tent die er sprekend op leek – precies dezelfde woorden. Toen ging het over Zuid-Afrika, waar onder het mom van het beschermen van dissidente stemmen de apartheid werd afgeschermd. Hier en nu is het resultaat niet anders. Datzelfde excuus wordt al tientallen jaren gebruikt, maar het heeft de Israëlische apartheid en bezetting geen millimeter doen verschuiven. Integendeel: het geweld neemt alleen maar toe, en voor onze ogen voltrekken zich gruweldaden van de ergste soort. 

De weinige andersdenkenden binnen de Israëlische academie zijn verbannen of gemarginaliseerd, maar blijven zelf onvermoeibaar oproepen tot boycot en sancties - precies die maatregelen waar onze universiteiten zich hardnekkig blijven tegen verzetten. 

De geschiedenis leert ons één ding: echte verandering komt niet van instellingen die onderdrukking in stand houden, maar van de druk die wij als samenleving op die instellingen uitoefenen.

Een boycot is een krachtig wapen van geweldloos verzet met bewezen effectiviteit, van de afschaffing van de slavernij en de burgerrechtenbeweging tot de strijd tegen de apartheid in Zuid-Afrika. Zoals burgerrechtenleider Stokely Carmichael zei: “Een boycot is de meest passieve politieke daad die iemand kan stellen.” Het is geen aanval op academische vrijheid, maar een manier om staten en instellingen te dwingen hun verplichtingen onder internationaal recht na te komen — en tegelijk steun te bieden aan iedereen en elke organisatie die actief strijdt tegen apartheid en bezetting. 

Door medeplichtigheid te weigeren, geven boycots een stem aan degenen die door structurele onderdrukking het zwijgen worden opgelegd en bestrijden ze diepgeworteld onrecht. Zo doorbreken ze de illusie dat een kleine, steeds verder gemarginaliseerde groep in haar eentje een hervorming kan afdwingen binnen een koloniaal systeem dat juist is ontworpen om verandering tegen te houden. 

Net zoals boycots een sleutelrol speelden in de ontmanteling van de apartheid in Zuid-Afrika, vormen ze ook nu een essentieel en vreedzaam wapen in het verzet tegen de Israëlische apartheid en bezetting.

Selectieve verontwaardiging

Het geroezemoes in de tent zwelt aan tot boegeroep; de ringmeester voelt de spanning en probeert snel de controle te herwinnen. Hij stormt de ring in en met een theatrale zwaai van zijn ceremoniestaf roept hij het publiek toe: "Dames en heren, wat een onvergetelijk spektakel hebben we gezien! Maar helaas, deze act zit erop! De voorstelling moet doorgaan!" Zijn glimlach verslapt en zijn stem komt nauwelijks boven het groeiende gemor uit. "Laten we het nu maar even niet over boycots hebben," voegt hij er met een geforceerde knipoog aan toe, duidelijk vastbesloten om dit ongemakkelijke onderwerp snel achter zich te laten.

Maar voordat hij verder kan gaan, onderbreekt een luide stem hem: "Maar hebben we dan geen Russische instellingen geboycot na de invasie van Oekraïne?" Er klinkt instemmend gemompel bij het publiek en de scepsis wordt hoorbaar. De ringmeester stamelt: "Ja maar, dat was toch iets heel anders. Die oorlog was dichterbij, direct aan onze grenzen. Rusland viel Oekraïne binnen - een flagrante schending van het internationaal recht. Als NAVO-partners waren onze landen daar direct bij betrokken, en de humanitaire ramp raakte ons persoonlijk. Bovendien volgden we simpelweg orders van onze regeringen – het was een besluit van hogerhand." 

Toch klinkt zijn uitleg hol, het publiek voelt de dubbele moraal en weigert de excuses nog langer te slikken. Onder het gewicht van die blootgelegde tegenstrijdigheden en dubbele standaarden begint het vangnet te rafelen. "Misschien waren we iets te snel met Rusland," probeert een van de koorddansers nog, wanhopig naar houvast zoekend. Maar het is te laat. Geïrriteerd gooit iemand een schoen naar het vangnet. Dat is de druppel: het net scheurt, de artiesten tuimelen met hun gezicht voorover op de circusvloer. 

De lichten dimmen, de rekwisieten liggen verspreid over de grond. De act is voorbij. Langzaam krabbelen de artiesten overeind, verwarring en verslagenheid staan op hun gezichten te lezen. Ze rapen de kapotte spullen op en schuifelen zwijgend de coulissen in.

Het geroezemoes in het publiek zwelt opnieuw aan: kan het volgende nummer de show nog redden, of zullen de barsten alleen maar dieper worden?

Academic circus image mime

Illustration by Fourate Chahal El Rekaby

Tweede bedrijf: Het zwijgende mime-theater - Stille diplomatie waar niemand om vroeg

De spots richten zich weer op het midden van de ring. Daar verschijnt een groep mimespelers, met wit geschminkte gezichten en verzegelde monden alsof ze met onzichtbare ritsen toegesnoerd zijn. Het publiek, nog een beetje beduusd van de chaotische afloop van de vorige act, kijkt verrast naar de plotselinge, verontrustende stilte. De ringmeester trekt zijn jasje recht en stapt theatraal de ring in. Zijn stem galmt door de tent: “Dames en heren, maak u klaar voor de stilste act van de hele show – zo stil dat het luider spreekt dan woorden!”

In het publiek wisselen mensen vragende blikken uit terwijl de mimespelers synchroon beginnen bewegen. Met hun witte handschoenen maken ze sierlijke, precieze gebaren die onderhandelingen lijken na te bootsen, alsof ze uit het niets onzichtbare oplossingen tevoorschijn toveren. Hun gezichten vertonen overdreven uitdrukkingen van pijn en vastberadenheid. Elke beweging lijkt te zeggen: “Kijk hoe hard we werken,” maar er wordt niet één woord gesproken. Alles is zorgvuldig ingestudeerd, een show die de afwezigheid van concrete resultaten moet verhullen.

“Kijk eens aan!” roept de ringmeester trots. “Zelfs in complete stilte werkt onze universiteit onvermoeibaar aan vrede!”

De kunst van het oorverdovende zwijgen

In de ongemakkelijke stilte leunt het publiek nieuwsgierig naar voren. De mimespelers schuifelen langzaam en houterig over de piste, een ware les in ontwijken. Met grote, dramatische gebaren wijzen ze naar een onzichtbare horizon, waar volgens hun vrede, dialoog en wederzijds begrip in de maak zijn. Onzichtbare pennen krassen denkbeeldige vredesakkoorden, onhoorbare telefoons rinkelen voor vage gesprekken, en met lege gebaren bouwen ze bruggen waarvan niemand weet wat ze juist verbinden. Maar de boodschap is glashelder: achter de schermen werken onze universiteiten ijverig aan vrede, ver weg van het lawaai en de harde realiteit van geweld en politiek.

“En dit, dames en heren” verkondigt de ringmeester trots, “is hoe échte diplomatie er uitziet!”

Maar naarmate de act vordert, wordt de sfeer steeds wranger. Ondanks alle theatrale gebaren blijft de inhoud volledig afwezig. De symboliek – duiven, olijftakken, abstracte opvattingen over coëxistentie – staat haaks op de bittere werkelijkheid van bezetting en onderdrukking. Niet één speler verwijst naar de decennialange systematische onderdrukking, de vernederende checkpoints, de gebombardeerde scholen of de kinderen die onder het puin bedolven liggen. In plaats daarvan wekt deze holle pantomime slechts de illusie van diplomatie, zonder enige band met wat zich écht buiten de circustent afspeelt.

Zwijgen mag dan boekdelen spreken, maar wat deze stilte onthult is oorverdovend.

Tussen moreel evenwicht en morele ontwijking

De ringmeester merkt de vragende blikken in de menigte op en stapt resoluut naar voren. Hij fluistert de mimespelers snel wat aanwijzingen in het oor, ze knikken en vanonder hun gewaden halen ze een aantal imposant ogende rollen tevoorschijn: Bezorgdheidsverklaringen! De rollen worden langzaam uitgerold: "We veroordelen geweld aan alle kanten," staat er op de ene. Op een andere staat: "Het verlies van elk leven is tragisch." En een derde houdt zijn tekst nog wat hoger, even vaag als de rest: "We roepen op tot vreedzame dialoog en wederzijds begrip."

Het publiek zucht geïrriteerd: die uitspraken komen echt hard aan, met het volle gewicht van een neerdwarrelende pluim! Onder het mom van ‘morele gelijkheid’ leidt deze opeenstapeling van lege woorden juist tot een nog veel beklemmendere stilte. Een stilte die veel luider spreekt dan de zorgvuldig ingestudeerde, bewuste stilte van de mimespelers. Dit is de stilte van verzuim, een gapende leegte die het onuitgesprokene verraadt — alles wat bewust níét wordt gezegd.

De agressor wordt niet benoemd, het structureel geweld dat Palestijnse levens al decennialang verstikt blijft onbesproken. Zelfs geen timide oproep voor het absolute minimum, een staakt-het-vuren, en dat ondanks de wanhopige smeekbeden van Palestijnse universiteiten, die waarschuwen dat juist dit zwijgen hun vernietiging mogelijk heeft gemaakt. Geen woord over de apartheidsmuur die gemeenschappen splijt, de illegale nederzettingen die ongestoord uitbreiden, de duizenden Palestijnse politieke gevangenen, waarvan velen in "administratieve hechtenis" zitten zonder proces of zelfs maar een aanklacht, of de meedogenloze blokkade die Gaza tot openluchtgevangenis – en nu tot slachtveld – heeft gemaakt.

In de absurde choreografie van de mimespelers vervagen alle grenzen en valt elke rechtvaardigheid weg. De steen die een Palestijn opraapt om zich te verdedigen, wordt op één lijn gezet met de tank die een Israëlische soldaat op hem richt. De slachtoffers van de bezetting worden gelijkgeschakeld met hun onderdrukkers, alsof lijden en macht evenveel gewicht dragen. De gekoloniseerde en de kolonisator worden als gelijkwaardige spelers in dit toneelstuk opgevoerd, alsof het niet gaat om een eeuwenlange geschiedenis van onrecht, maar om een zorgvuldig in scène gezette farce waarin schuld en onschuld vermengd worden tot een lege illusie van ‘neutraliteit’.

Bij elk gebaar van de artiesten groeit het ongeduld van het publiek. Totdat iemand eindelijk de georkestreerde stilte doorbreekt: “We zijn het beu, al die halve waarheden. We zijn toch niet bang voor een eerlijk woord?”

De ringmeester doet nog een wanhopige poging om de controle terug te krijgen. “Maar zien jullie dan niet?”, vraagt hij met trillende stem, terwijl hij naar de zwijgende mimespelers wijst, “híér ligt de échte kracht! Achter de schermen blijven wij onvermoeibaar verder werken om mensen samen te brengen en een vrede te creëren die de politiek overstijgt!”

Nog voor hij zijn zin kan afmaken, struikelt een van de mimespelers en neemt in zijn val het achtergordijn mee. Plots ontvouwt zich een ander tafereel: daar staan ze, gehuld in statige rector-togas, sommigen met een klein Israëlisch vlaggetje op de revers – de ware “souffleurs” van de show, fluisterend en heimelijk de touwtjes trekkend. Volkomen onbewust dat het publiek hen ziet, blijven ze elke beweging van de mimespelers nauwgezet regisseren. 

De illusie van vredesonderhandelingen verdampt als rook in de lucht en legt de echte choreografie bloot: achter de schermen werken delegaties in alle stilte gewoon verder aan de academische banden, terwijl de mimespelers het publiek afleiden van het échte werk dat buiten het toneel gebeurt.

Zwijgen is de luidste vorm van goedkeuring

Het stilzwijgen — eerst verpakt als ‘neutraliteit’, later als een sluier rond de zogenaamd diplomatieke vredesopbouw achter de schermen — wordt opnieuw volledig ontmaskerd: het is een bewuste strategie, een slinkse manier om verantwoordelijkheid te ontwijken voor de voortdurende samenwerking met instellingen die meewerken aan apartheid en bezetting.

Wat wordt verkocht als dialoog en wederzijds begrip, blijkt in werkeelijkheid een listige medeplichtigheid — een rookgordijn dat het ongenadeloze verderzetting van brute onderdrukking en geweld verhult. Het stilzwijgen van onze universiteiten is een keuze, een keuze die het gruwelijke lijden van de Palestijnen — van gebombardeerde scholen en ziekenhuizen tot verminkte levens en verwoeste gezinnen — niet alleen negeert, maar achteloos naast zich neerlegt, alsof die geen urgentie of verantwoordelijkheid oproepen. 

De harde waarheid is onmiskenbaar: de ‘stille diplomatie’ waarop universiteiten steunen, is  geen brug naar vrede, maar een barricade tegen gerechtigheid.

De mimespelers verdwijnen terug in de schaduw, het toenemende boegeroep jaagt hen weg en vult de leegte die hun zwijgen heeft geslagen. Maar zodra het rumoer verstomt, blijft niet het geluid nazinderen — maar de rauwe, onontkoombare erfenis van hun nalatigheid. Het publiek wordt geconfronteerd met de bittere nasleep: terwijl de mimespelers stilletjes verdwijnen, blijft de vernietiging die hun passiviteit veroorzaakte, onverzwakt voortwoekeren.

Magic trick image

Illustration by Fourate Chahal El Rekaby

Derde bedrijf: De Grote Illusionist – Hoe kritische stemmen in rook opgaan

De tent wordt in duisternis gedompeld;  rode lichten werpen  lange, spookachtige schaduwen over de piste. De ringmeester stapt naar het midden, glimlacht geheimzinnig, en wijst met zijn staf naar een figuur in de coulissen.

"Dames en heren," zegt hij na een korte pauze, "maak u klaar voor een act die het begrip — nee, de realiteit zelf — overstijgt. Jullie worden getuigen van iets dat alle logica tart: de onmiddellijke transformatie van conflict in consensus. Uw applaus voor de meester van de verdwijning — nee, van de eenwording: de Grote Illusionist!”

Met een sierlijke zwaai treedt hij terug terwijl de illusionist de ring betreedt.
Op zijn cape glinsteren de symbolen van academische macht, zijn baret straalt wijsheid uit. Met een theatrale armbeweging vraagt hij om stilte.

"Vanavond," spreekt hij langzaam, zijn zoetgevooisde fluwelen stem vult de tent, "vanavond breng ik een revolutionaire prestatie. Een act die alle verdeeldheid, alle haat en alle verwarring doet oplossen. Ik neem iets dat verdeeldheid zaait, dat diepe kloven heeft geslagen — en laat het gewoon verdwijnen!" Met een dramatisch knip van zijn vingers zet hij de toon.

Hij wijst naar een glimmende metalen kist in het midden van de ring, waaruit lichte rookpluimen opkringelen.

"Dit apparaat vereenvoudigt de complexiteit van onze wereld. Het doet onoverbrugbare scheidslijnen verdwijnen, en wat overblijf, is pure, naadloze harmonie."

Geïntrigeerd volgt het publiek elke beweging.

"Maar om dat te bereiken," vervolgt hij plechtig, "vraag ik slechts één ding van u: uw bereidheid om te geloven."

De ringmeester vraagt vrijwilligers. Maar nog voordat iemand kan opstaan, worden de schijnwerpers gericht op twee mensen in het publiek, alsof de keuze al lang was gemaakt.
De ene:  een academicus, bekend om zijn openlijke kritiek op het zionistische beleid van Israël en zijn uitgesproken bezorgdheid over de behandeling van het Palestijnse volk op publieke podia.
De ander:  een fervent verdediger van Israël, die elke kritiek op de staat wegzet als een verkapte aanval op de Joodse identiteit zelf.

De illusionist verwelkomt hen met een glimlach en nodigt hen uit plaats te nemen in de kist, die hij zorgvuldig sluit.

"En nu," declameert hij triomfantelijk, "kijk hoe ik verdeeldheid omzet in eenheid. Kritiek en instemming, verzet en loyaliteit, protest en instemming — dat alles smelt ik samen tot één enkele waarheid!"

Dissidentie als misdaad, meegaandheid als deugd

De kist komt tot leven. Ze trilt, zoemt, en begint zachtjes te gloeien. Met chirurgische precisie bedient de illusionist een reeks hendels. Een sissend geluid, een metalen klik. Dan opent het deksel zich met een langgerekt geknars. Wat verschijnt, is een groteske fusie: het onderlichaam van de criticus is naadloos versmolten met het bovenlichaam van de voorvechter van Israël.

Een dichte rookwolk vult het podium, verhult het mechanisme van de truc en hult het tafereel in mystiek. Wat zichtbaar blijft, is een surrealistisch beeld: twee lichamen ineengestrengeld, ogenschijnlijk één geheel, maar bij nader toekijken toch merkwaardig los van elkaar. De benen — stevig verankerd, rustend op de grond — zijn die van de criticus. Maar het gezicht dat spreekt, de romp die beweegt, zijn die van de verdediger van de status quo. En het zijn die romp, dat gezicht, die de volledige aandacht van het publiek opeisen.

"Aanschouw dit wonder!" roept de illusionist met gespeelde triomf. "Wat ooit tegengesteld was, is nu één en ondeelbaar! Kritiek en instemming, protest en steun — samengevoegd tot één zuivere waarheid!”

Het publiek kijkt gebiologeerd toe. De figuur in de kist beweegt synchroon, spreekt met één stem. Maar iets wringt. De compositie mag dan technisch meesterlijk zijn, het resultaat is onevenwichtig. Eén stem spreekt, helder en zelfverzekerd, terwijl de andere zwijgt — opgesloten in de structuur van de truc, onzichtbaar gemaakt, ontdaan van elk middel tot verweer.

Met geoefende handgebaren voert de illusionist de klassieke truc uit: het lijkt alsof hij twee werkelijkheden samenbrengt. Maar de ware kunstgreep ligt in hun subtiele verstrengeling — niet in harmonie, maar in verwarring. Aan de ene kant: de realiteit van antisemitisme, een diepgewortelde en nog steeds hardnekkige vorm van haat die Joodse gemeenschappen al eeuwenlang achtervolgt en vandaag in tal van vormen voortleeft. Aan de andere kant: de legitieme, ethisch gemotiveerde kritiek op het zionistische staatsproject, dat zich richt op onrecht, apartheid en etnische zuivering.

Wat het publiek te zien krijgt is een doordachte misleiding. Een giftig amalgaam waarin beide werkelijkheden doelbewust door elkaar worden geklutst. De lijnen worden vertroebeld, de grenzen uitgewist. Zo ontstaat er een discours waarin elke kritiek op de Israëlische staat automatisch verdacht wordt gemaakt als antisemitisch. Een narratief waarin afwijkende stemmen worden geneutraliseerd en ongemakkelijke waarheden als onaanvaardbaar in het debat worden bestempeld.

Het publiek schuifelt ongemakkelijk op de banken. De show is verbluffend — maar ook beklemmend.

In de kist blijft de samengesmolten figuur staan. Het is intussen zonneklaar: alleen het bovenlichaam spreekt, onderhandelt, bevestigt. Het onderlichaam, symbool van de kritische stem, blijft roerloos. Zichtloos. Stemloos.

Een paar opmerkzame toeschouwers beginnen de truc te doorzien. Dit is geen verzoening. Geen brug. Dit is de strategische inzet van een ernstig maatschappelijk probleem — antisemitisme — als afweermiddel tegen terechte kritiek op Israël. De illusionist gebruikt taal als een rookgordijn, en bedient zich van de strijd tegen antisemitisme als schild voor een regime dat koloniale overheersing normaliseert.

Maar antizionisme is geen vorm van haat. Het is een principiële weigering om mee te stappen in een koloniale en supremacistische ideologie die ongelijkheid, etnische zuivering en apartheid legitimeert. Het is een oproep tot rechtvaardigheid, gelijkheid en de ontmanteling van apartheidsstructuren; gebaseerd op waarden van antikolonialisme en afwijzing van onderdrukking eist het voor het Palestijnse volk volwaardige rechten en soevereiniteit. 

Pleiten voor antizionisme is geen daad van aggressie maar van verzet tegen de normalisering van raciale en etnische hiërarchieën. Het is een uitgestoken hand naar solidariteit met wie onderdrukt wordt, en een weigering om mee te draaien in een voorstelling waarin de waarheid moet verdwijnen — in rook en spiegels.

Verwrongen waarden, selectieve verontwaardiging

De illusie wordt verraderlijker naarmate het spektakel vordert. Buiten de spotlights van het podium, waar rook en verwondering de zintuigen beroeren, voltrekt zich een stillere, maar des te sluwere truc. Universiteiten – instellingen die zich graag tooien met progressieve veren – nemen zonder morren het script over dat achter de schermen wordt aangeleverd door pro-Israëlische lobbygroepen. In de taal van inclusie en antidiscriminatie herhalen ze met serieuze gezichten dat afwijkende meningen ‘schadelijk’ zouden zijn, en wordt kritiek op koloniale structuren moeiteloos omgedoopt tot ‘haatspraak’. Wat zich presenteert als zorg, blijkt in wezen een draaiboek voor censuur.

Door de logica van de illusionist klakkeloos over te nemen, onttrekken deze instellingen zich aan hun gepropageerde missie van kritische openheid en academische vrijheid. Sterker nog: ze draaien actief mee in de molen van manipulatie, waar misleiding niet wordt ontmaskerd, maar omarmd als instrument van controle. In de voorbije 19 maanden – en ruimschoots daarvoor – zagen we hoe protestkampen werden ontmanteld, solidariteitsacties verdacht gemaakt, en kritische stemmen gesmoord onder het mom van ‘ordehandhaving’. Wie opriep tot boycot, werd weggezet als ‘polariserend’, zelfs terwijl universiteiten partnerschappen onderhouden met instellingen die openlijk bijdragen aan apartheid en oorlogsmisdaden.

Maar niet alle trucs gebeuren met openlijke bombarie. Achter de schermen gebeurt het werk in stilte. Daar, in de schaduwen van beleid en bureaucratie, opereert een veel subtielere en geniepigere macht. Hier worden afwijkende meningen niet onderdrukt met geweld, maar met administratieve belemmeringen, verhulde bedreigingen en professionele represailles. Financiering verdwijnt plots, posities verdampen, carrières haperen op mysterieuze wijze. Voor wie zijn stem verheft, klappen de deuren naar onderzoeksnetwerken, beurzen of promotiekansen ineens dicht. Studentenactivisten stuiten op geïnstitutionaliseerde intimidatie, van bruuske beleidswijzigingen die activisme aan banden leggen tot subtiele waarschuwingen dat hun toekomst wel eens in gevaar zou kunnen zijn. Universiteiten, die zich graag presenteren als bastions van kritisch onderzoek, blijken perfect getraind in het stilhouden van ongemakkelijke waarheden.

Maar soms neemt die stille repressie een gruwelijk zichtbare gedaante aan. In de Verenigde Staten en Canada worden studentenkampen neergeslagen door privéveiligheidsfirma’s met directe banden met Israël – bemand door ex-IDF-soldaten die eerder deelnamen aan militaire aanvallen in Gaza. Daarmee worden technieken van staatsrepressie schaamteloos geïmporteerd in de academische ruimte, en wordt het protest niet alleen moreel gedelegitimeerd maar fysiek neergeslagen. De campus, ooit een broedplaats van kritische dialoog, verwordt tot oefenterrein voor intimidatie, repressie en de normalisering van geweld.

En toch, temidden van dat decor van onderdrukking klinken vele andere stemmen. Antizionistische Joodse bewegingen verklaren zich solidair met protesterende studenten, organiseren zich samen op de campus, en verzetten zich tegen de gelijkstelling van Joodse identiteit met het beleid van een staat die in hun naam geweld pleegt. Zelfs internationale instellingen zoals de Verenigde Naties hebben zich uitgesproken tegen de aanhoudende onderdrukking van dissidente meningen binnen de universiteiten. 

Maar desondanks lijkt de truc van de illusionist te blijven werken. De verwarring blijft intact – deels door het publiek, dat is getraind om elke kritiek op Israël reflexmatig te lezen als antisemitisch, deels door de instellingen zelf, die bewust weigeren om onderscheid te maken tussen haat en verzet. In die verwarring floreren diepgewortelde vooroordelen: islamofobie, anti-Palestijns racisme, een hardnekkige ontkenning van het lijden van mensen die niet binnen het ‘gepaste’ morele kader passen. 

Door Palestijnen te bestempelen als een subgroep die geen serieuze aandacht verdient - behalve misschien als incidenteel object van medelijden en liefdadigheid - verankert de academische wereld het idee dat hun levens, aspiraties en rechten minder waardevol zijn. 

Dat is niet alleen maar institutionele blindheid. Dat is actieve deelname aan een systeem dat Palestijnen hun menselijkheid ontzegt.

En ironisch genoeg, juist door zonder nuancering het beleid van Israël gelijk te stellen aan de Joodse identiteit, dreigen universiteiten het antisemitisme dat ze beweren te bestrijden zelf te versterken. Want in hun ijver om alles wat kritisch is als ‘gevaarlijk’ te framen, wissen ze ook de rijke verscheidenheid uit van Joodse stemmen – van mensen die zich uitspreken tegen apartheid, tegen bezetting, tegen moordpartijen die in hun naam worden gepleegd. Die homogenisering is niet alleen historisch onjuist, ze is ook politiek desastreus.

De schade is collectief. De schade is structureel. En het verraad is compleet.

Universiteiten, die zichzelf profileren als bastions van intellectuele durf en democratisch debat, verraden die rol telkens weer wanneer ze protesten muilkorven, het debat in een keurslijf proberen te persen en de waarheid ondergeschikt maken aan comfort, reputatie of subsidies. Wat overblijft is geen tempel van kennis, maar een zorgvuldig gecultiveerde kweekvijver van gehoorzaamheid, gevormd door de fluisteringen van politieke en economische machten. 

Een illusie in puin, maar de misleiding blijft stralen

Het publiek begint te schuifelen. De verwarring groeit, net als de spanning, terwijl de luchtspiegeling van eenheid langzaam oplost in haar eigen absurditeit. De ringmeester voelt het onbehagen neerdalen als een koude mist. In een reflex roept hij om meer rook – meer verwarring, meer bedekking, meer tijd. De nevel wordt dikker, het zicht troebeler, maar het onbehagen blijft.

En dan – een breuk in het script.

Een woedende toeschouwer, die de hele vertoning niet langer kan verdragen, smijt met volle kracht een tomaat naar het podium. Het projectiel treft de spiegels in de toverkist; het glas barst en spat uiteen. Scherven van de gebroken illusie verspreiden zich over de hele piste. En wanneer de rook optrekt wordt het onverbloemde tafereel zichtbaar: in de kist liggen de lichamen nog steeds gescheiden, onaangeraakt door magie. De truc is ontmaskerd.

Zonder één woord trekt de illusionist zich terug. 

Zijn act ging nooit over transformatie of verbinding. Hij toverde niet met waarheid, maar met afleiding. Zijn kunst bestond uit het uitwissen van kritische grenzen, het verleggen van aandacht, het maskeren van medeplichtigheid in de vorm van paradoxen en retoriek.

Terwijl hij verdwijnt, blijft het publiek achter – niet in verbazing, maar in ongemak. De illusie is doorprikt, maar haar nasleep blijft hangen als een giftige damp, klaar om nog jarenlang het denken te bezoedelen en gesprekken te vertroebelen.

De ringmeester haast zich om de kist van het podium te slepen, maar kan niet verhinderen dat het publiek nog net de zin leest die op het achterpaneel staat: "PERCEPTIE IS WAARHEID.” 

Toch voelt zelfs die onthulling hol aan. Want de echte kracht van de illusie lag nooit enkel in het bedrog, maar in haar vermogen om de werkelijkheid zelf te hertekenen – om twijfel te zaaien waar helderheid nodig was, om actie uit te stellen waar die dringend nodig was. Of het publiek de truc ooit geloofde, of hem nu doorziet, was eigenlijk vanaf het begin altijd al bijzaak.

Acrobats image

Illustration by Fourate Chahal El Rekaby

Vierde bedrijf: Juridische acrobatiek - de relativiteitstheorie van rechtvaardigheid

Opnieuw doven de podiumlichten. De spanning blijft in de lucht hangen, tastbaar als mist, ook nu de laatste rookslierten zijn weggetrokken. De ringmeester stapt weer de arena in. Zijn tred is trager, behoedzamer – alsof hij elk moment door het oppervlak kan zakken. Zijn glimlach is geforceerd, gespannen onder het gewicht van de groeiende onrust onder het publiek.

"Dames en heren," vangt hij aan met een stem die meer zekerheid probeert uit te stralen dan ze bezit, "de regels zijn duidelijk, de fundamenten stevig! In dit bedrijf tonen wij hoe het spel gespeeld moet worden – zorgvuldig, onberispelijk, volledig volgens het boekje! Bereid u voor op een adembenemende vertoning van juridische finesse – een spektakel waarin idealen en realiteiten elkaar ontmoeten in een choreografie van een zeldzame precisie!"

Met een brede armzwaai vervolgt hij enthousiast: "Onze juridische evenwichtskunstenaars onthullen zo meteen de sublieme dans tussen institutionele integriteit en de onwrikbare wetten die haar kaderen! Kijk goed toe, want hier – precies hier – ontdekt u het wezen van gerechtigheid!"

Zijn woorden echoën onder het tentzeil, als een bezwering die het publiek kortstondig in de ban houdt. En hoewel de scepsis blijft, wordt de aandacht scherper, als gefascineerd. De lichten richten zich op de artiesten – geen goochelaars dit keer, maar universiteitsbestuurders, hoogleraren en rechtsgeleerden. De architecten van beleid zelf. Hun bewegingen zijn precies, hun stappen gecontroleerd, elk gebaar bestudeerd om autoriteit uit te stralen en vertrouwen te wekken, al was het maar voor de duur van dit optreden.

Het dilemma van de jongleur: botsende principes

Op de voorgrond verschijnt een jongleur. Zijn bewegingen zijn statig en zelfverzekerd, elk gebaar straalt controle uit. In zijn handen glanzen een reeks ballen, elk bedrukt met nobele idealen: Transparantie, Ethisch Bestuur, Democratisch Leiderschap — waarden die, zo wordt het publiek verteld, de universiteit veilig door het verraderlijke labyrint van plichten en principes moeten loodsen.

Een voor een werpt hij de ballen omhoog; het publiek kijkt ademloos toe hoe ze sierlijk draaien in de lucht. Elke draai lijkt een perfecte balans te suggereren. Even — heel even — lijkt het alsof deze act het vertrouwen in de show zou kunnen herstellen. Is dit dan eindelijk het verlossende moment waarop het hele circus heeft gewacht?

Transparantie stijgt het hoogst en vangt het licht op een manier die de toeschouwers kortstondig verblindt. Hun ogen volgen het glinsterende traject, hun cynisme tijdelijk onderdrukt door de illusie van beheersing en schoonheid. Maar op het hoogste punt gaat het mis. De jongleur strekt zich uit om de bal op te vangen, en er klinkt een zacht gesis wanneer die leegloopt in zijn handen. Frunnikend probeert hij de leeglopende bal te verbergen, maar het is te laat.

Het publiek, dat zich even had laten betoveren, spitst nu de aandacht. Transparantie, zo blijkt, is niet meer dan een opgeblazen ballon, opgehouden door hoogdravende retoriek, maar onvermijdelijk doorprikt bij de minste druk.

Herinneringen flitsen op: pas na maanden van studentenprotesten, petities en informatieverzoeken gaven de universiteiten met tegenzin en schoorvoetend details vrij over hun banden met Israëlische instellingen en investeringen in Israëlische bedrijven. En zelfs dan zat de informatie verborgen in een doolhof van bureaucratische vaagheid — diep weggemoffeld in rapporten, omgeven door rookgordijnen van excuses: “vertrouwelijkheidsoverwegingen”, “politieke gevoeligheden” en “gevoelens van onveiligheid”. Alles om kritische controle te ontwijken.

In een wanhopige poging om de controle te herwinnen gooit de jongleur dan maar snel Ethisch Bestuur de lucht in, onmiddellijk gevolgd door Democratisch Leiderschap. Zijn bewegingen worden nerveuzer; het publiek houdt de adem in. Heel even beschrijven deze idealen een sierlijke baan, alsof ze alsnog orde kunnen brengen in de chaos. Maar op hun hoogtepunt botsen ze tegen elkaar — een doffe klap, en dan het onvermijdelijke: kapotgesprongen idealen, flarden van hoop die in de ring neerdwarrelen.

Een kreet gaat door het publiek. De brokstukken zijn scherpe herinneringen aan verbroken beloftes, aan waarden die fundamenteel onverenigbaar bleken onder de druk van echte verantwoording. In plaats van resoluut op te treden toen de kritiek te scherp werd, riepen universiteiten haastig ethische commissies bijeen — ogenschijnlijk neutrale hoeders van integriteit, bedoeld om de illusie van democratische besluitvorming hoog te houden. Al snel werd echter duidelijk dat die commissies vooral dienst deden als vertragingstactiek, als rookgordijn.

Na maanden van beraadslagingen achter gesloten deuren kwamen ze met verwaterde aanbevelingen, bedoeld om instellingen in te dekken tegen de urgentie van morele en juridische verantwoordelijkheid. En waar commissies wél tot heldere conclusies kwamen — waarin ze samenwerking met instellingen die betrokken zijn bij oorlogsmisdaden en apartheid scherp veroordeelden — werden ze geconfronteerd met de ware aard van het zogenaamde democratische bestuur. Collectief bestuur bleek een façade rond een autoritaire kern. Onwelgevallige adviezen werden genegeerd of openlijk verworpen.

De absurditeit bereikte een pijnlijk hoogtepunt toen Israëlische universiteiten — die medeverantwoordelijk zijn voor het structureel geweld — als scheidsrechter van legitimiteit werden ingeschakeld. In deze groteske omkering van rechtvaardigheid kregen de aangeklaagden het laatste woord, en werd ethisch toezicht gedegradeerd tot een klucht waarin zelfvrijspraak het won van de realiteit van de onderdrukten.

Vanuit de coulissen kijkt de ringmeester toe, zijn zorgvuldig ingestudeerde zelfverzekerdheid brokkelt af. Het publiek mort, schuifelt op de banken, het geduld raakt op. De hoop op een goede afloop verdampt. Wat overblijft is een onmiskenbare geur van ontbinding — van onder druk verrottende idealen.

De ringmeester forceert een gespannen glimlach. Hij klapt in zijn handen en roept luid:
“Geen zorgen! Geen zorgen! De show gaat door!”

Torenhoge retoriek, afbrokkelende funderingen

Midden in de ring vormt een groep acrobaten een menselijke piramide. Gehuld in magistraatstoga’s klimmen ze op elkaars schouders, hun gezichten strak van concentratie. Het gewicht van hun functies doet hun ledematen beven; elke beweging zindert van gespannen beheersing, als een getormenteerde choreografie die het gekreun van de wet zelf lijkt te verklanken.

Aanschouw dit meesterwerk van rechtvaardigheid!” roept de ringmeester met geveinsd enthousiasme. “Een imposant bouwwerk van recht, elke laag een stap dichter bij het toppunt van morele verfijning! Een precair evenwicht tussen principe en pragmatisme!”

Naarmate de piramide hoger reikt, raken de figuren aan de top steeds verder verwijderd van hun fundamenten. Hun blik is gericht naar boven, naar de glinsterende charme van diplomatieke gebaren en beloften, zacht ingefluisterd door onzichtbare gestalten — Israëlische lobbyisten, invloedrijke bestuurders en internationale bondgenoten.

De zachte glans van academische partnerschappen en diplomatieke etiquette betovert hen, trekt hun aandacht omhoog en snijdt hun band met de basis door. In hun ijver om tegemoet te komen aan externe verlangens verliezen ze de grondbeginselen uit het oog die hen schragen: de universele normen van het internationaal recht.

Met elke nieuwe laag acrobaten die toegevoegd wordt, wordt het kreunen onderaan luider. De structuur kraakt, kleine scheuren worden zichtbaar. Wat bovenaan op elegantie lijkt, verbergt een instabiele ondergrond — verzwakt door het opzettelijk veronachtzamen van de meest fundamentele rechtsprincipes: de Genocide Conventie, de Conventies van Genève, het Internationaal Humanitair Recht

Deze kaders, ooit ontworpen om de wereld te behoeden voor zijn diepste morele ontsporingen, dulden géén overleg of vertraging. Ze vragen actie: om geweld te stoppen, apartheid te benoemen, medeplichtigheid te verbreken. Toch is het precies die actie die wordt uitgesteld — elke beweging bovenaan probeert tijd te rekken, af te leiden.

Toch blijven de acrobaten draaien en kronkelen, in een wanhopige poging het bouwwerk recht te houden. In plaats van de basis te verstevigen, laten ze luchtballonnen op, in de hoop de zwaartekracht te misleiden. Ze wijzen op de noodzaak van “bevelen van hogerhand” en claimen dat ze zonder expliciete richtlijnen gedwongen zijn tot passiviteit. Toen het ging om Rusland, volgden ze inderdaad zonder aarzeling, zonder morren, en met verbluffende snelheid – banden werden binnen geen tijd verbroken, als een parade van gehoorzame volgelingen die geen uitleg nodig hadden.

Maar dat excuus klinkt hol. Het legt de schrijnende inconsistenties en dubbele standaarden bloot die westerse instellingen hanteren. Het betekent ook: zelfontheffing. Een ontkenning van de eigen zeggenschap, een verraad van de academische vrijheid die ze zo hoog in het vaandel voeren. En erger nog: het is geen kwestie van afwezigheid van richtlijnen, maar van bewuste veronachtzaming ervan. Want de richtlijnen zijn er. In twee afzonderlijke zaken heeft het Internationaal Gerechtshof — ’s werelds hoogste gerechtelijke instantie — opgeroepen tot het staken van medeplichtigheid aan het Israëlische apartheidsregime in de bezette Palestijnse gebieden noemt, en tot het beëindigen van geweld dat kan leiden tot genocide. Het Internationaal Strafhof heeft intussen arrestatiebevelen uitgevaardigd, waarmee het de ernst van deze misdaden onderstreept. Deze uitspraken, bevestigd door resoluties van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, zijn bindend voor alle publieke instellingen — universiteiten inbegrepen — en verplichten tot het verbreken van banden met instellingen die de bezetting en mensenrechtenschendingen in stand houden.

De barsten in de constructie zijn intussen niet langer te ontkennen. Het internationaal recht — dat de Palestijnse zaak decennialang heeft verraden — spreekt zich nu luider en duidelijker uit dan ooit. Maar in plaats van zich achter deze verplichtingen te scharen, werpen de acrobaten zich op nog meer juridische gymnastiek. Elke luchtballon waaraan ze zich vastklampen, is een poging om de onvermijdelijke val uit te stellen. In hun binnenste weten ze dat geen enkele rationalisatie het evenwicht kan herstellen zolang ze de rottende kern van hun ethisch fundament ontwijken.

Ze verschuilen zich achter bureaucratische incantaties: neutraliteit, academische vrijheid, procedurele belemmeringen — woorden die de juridische realiteit moeten verdoezelen dat ze medeplichtig zijn aan oorlogsmisdaden. Terwijl de façade van juridische verantwoording wankelt, worden de subtiele barsten gapende scheuren. Daarmee wordt het hele bouwwerk ontmaskerd voor wat het werkelijk is: een wankele vertoning, gebouwd op ontkenning, lafheid en berekende onwetendheid. Een medeplichtigheid die zich tooit in toga’s, maar haar principes heeft opgeofferd aan behoudzucht en politiek opportunisme.

Het schild der macht, het zwaard der stilte

Het publiek roert zich opnieuw. Wat begon als gemurmel zwelt aan tot een storm van protest. "Gehoorzaam de wet!" roept een stem, scherp en onverzettelijk. "Jullie verdraaien principes om verantwoordelijkheid te ontlopen!" schreeuwt een ander, luider, woedender.

De ringmeester stormt met zwiepende cape de piste op. Hij probeert de controle terug te nemen, maar zijn stem verdwijnt in de golven van protest. Een tomaat vliegt door de lucht en spat rood uiteen op het podium. Nog één. En nog één. Het gepolijste oppervlak van de piste kleurt langzaam dieprood: een tapijt van publieke afkeuring.

De ringmeester bonkt met zijn staf op de vloer. Zijn stem klinkt nu hoog en gespannen: "Stilte! Om de show door te laten gaan, moet er orde en gezag zijn!" 

De ironie is voor iedereen ondraaglijk zichtbaar. Nu beroept hij zich op ‘orde’, daarstraks trad hij de internationale rechtsorde met de voeten. Hij die het recht moest verdedigen, misbruikt het nu als wapen tegen hen die hem daaraan herinneren.

Beveiligingspersoneel beweegt zich tussen de menigte. Onder het mom van ordehandhaving worden de luidruchtigste actievoerders hardhandig naar buiten gesleurd. Maar de poging tot onderdrukking wakkert het vuur enkel aan. Instellingen die zich tooien met de vlag van waarheid en rechtvaardigheid, grijpen naar repressie zodra ze ter verantwoording worden geroepen. Protest wordt gecriminaliseerd, solidariteit gestigmatiseerd als haat.

Studenten die opkomen voor de onderdrukten worden met geweld verwijderd — niet omdat ze iets verstoren, maar omdat hun aanwezigheid de gesteriliseerde academische ruimte bevlekt met iets dat op morele urgentie lijkt. Personeel dat zich uitspreekt krijgt subtiele waarschuwingen. Hun carrière hangt plots af van "professionaliteit" — een andere, omfloerste, term voor “loyaliteit”, waarmee elke kritische stem subtiel wordt gesmoord.

De verontwaardiging zwelt aan. Als een vloedgolf van verzet kolkt de woede door de tent. Wat ooit een show was, davert op zijn grondvesten. De façade begint te beven.

En dan: instorting! De menselijke piramide zakt in elkaar — met één laatste kramp verliest het bouwwerk zijn evenwicht. Lichamen tuimelen omlaag, de choreografie wordt chaos. Wat resteert is een kluchtige berg van gebroken figuren, verspreid over de piste als resten van een ingestort schijnbeeld.

De glans is verdwenen. Het spektakel onthult wat het altijd al was: een fragiele constructie, gebouwd op ontkenning, verdoezeling en vrijwillige blindheid.

De schijnwerpers dimmen. Stilte valt. En opnieuw wordt zichtbaar wat er écht omgaat in deze academische tent. Een circus dat telkens weer ontmaskerd wordt — door een publiek dat niet langer bereid is te applaudisseren voor een illusie. Een publiek dat ziet, doorziet, en weigert nog langer mee te spelen in deze ziekelijke illusie.

Carousel image

Illustration by Fourate Chahal El Rekaby

Vijfde bedrijf: De carrousel van het debat – een choreografie van richtingloos rondjes draaien

Groepjes toeschouwers staan op en stappen naar de uitgang van de tent. Ze willen zich aansluiten bij hun collega’s die met harde hand werden verwijderd omdat ze protesteerden tegen de medeplichtigheid van de circusdirectie.

Maar nog voor ze de uitgang bereiken, keert de ringmeester paniekerig terug. Met een nerveuze glimlach en overdreven charme probeert hij de aftocht te keren. Hij smeekt hen om te blijven zitten, belooft dat de verjaagden mogen terugkeren—mits de bewakers in de tent mogen blijven. “Voor de rust,” zo benadrukt hij, “voor de veiligheid van iedereen.”

Een ongemakkelijke stilte daalt neer. De vloer van het podium wordt opnieuw schoongemaakt, de planken weer rechtgelegd, terwijl de spots in de nok spaarzaam branden en lange schaduwen werpen over het puin van de vorige acts. In de lucht hangt geen verwachting meer, alleen de ijle geur van teleurstelling. En het griezelige gevoel in de gaten gehouden te worden. 

De ringmeester stapt naar het midden van het podium. Er is een aarzeling voelbaar in zijn beweging. Hij bestudeert het publiek, op zoek naar blikken die hem nog geloven, naar overgebleven sympathie. De proteststemmen uit de vorige act weerklinken nog altijd, dreunend in zijn binnenste. Wat nu volgt is niet zomaar het slotstuk van de avond – het is zijn laatste kans op eerherstel.

Hij ademt diep in, schraapt de keel, en tikt met zijn staf op de vloer.

“Dames en heren!” klinkt het, iets te luid. “We zijn aangekomen bij de grote finale van dit buitengewone academische circus!” De glimlach op zijn gezicht is gespannen, zijn toon net iets te geforceerd om oprecht te lijken. “Jullie hebben gesproken, en wij... wij hebben geluisterd! Het moment voor dialoog, voor debat, voor intellectueel engagement, is nú aangebroken! Een scherpe blik, een open gesprek, een diepgravende reflectie op onze tijd!”

Hij schuift zijn hoed een tikje hoger op zijn hoofd, alsof dat zijn geloofwaardigheid terug zal brengen. Zijn stem wordt vaster, zijn houding zelfverzekerder. “Want is dat niet wat onze universiteiten definiëert? Bakens van kennis en rechtschapenheid! Tempels van 'sociale begrokkenheid', 'globaal engagement', ja zelfs… 'dekolonisatie'!” Hij wacht even voor effect. “En dat zijn geen holle begrippen, dames en heren. Het zijn de fundamenten van onze missie, de nobele idealen die wij koesteren in onze zoektocht naar een betere wereld!”

De zaal blijft stil. De woorden kaatsen terug van gezichten die moeilijk te peilen zijn—een mengeling van scepsis, vermoeidheid, en iets dat lijkt op medelijden. En toch, iets houdt hen op hun plaats. Misschien is het nieuwsgierigheid, misschien het absurde besef dat de show werkelijk tot het bittere einde zal worden uitgespeeld.

De ringmeester voelt het moment wegglippen. Snel maakt hij een groots gebaar met zijn staf: het doek gaat opnieuw omhoog. Nog één keer.

En daar verschijnt hij: de carrousel. Prachtig, oogverblindend, belachelijk elegant. Een draaiend platform vol bont beschilderde dieren – trotse paarden, statige leeuwen, wijze uilen, en ergens tussenin, een eenhoorn die net iets te echt lijkt. Boven hen spiegels in vergulde lijsten die het licht van de spots breken tot een regen van glans en illusie. 

Alles schittert. Alles staat stil. Nog even. Ze wachten, de dieren, op hun berijders.

Sereniteit boven scherpte: gechoreografeerde pluraliteit 

“Aanschouw de carrousel van de meervoudige perspectieven!”, roept de ringmeester met opgeheven staf. Zijn stem golft plechtig door de tent, alsof hij zojuist de sleutels tot de verlichting heeft uitgedeeld. “Een technologisch mirakel van intellectuele finesse! Letterlijk revolutionair in zijn vorm – een eindeloze werveling van ideeën waarin elk perspectief zijn moment in de schijnwerpers krijgt!”

Hij draait zich om en maakt een galant gebaar naar het podium. “Kijk hoe hij schittert: symbool van onze toewijding aan pluralisme, aan dialoog, aan respectvol debat. Want het is in deze gracieuze beweging—circulair, gecontroleerd, gecureerd—dat de ware kracht van het debat zich openbaart. Elk standpunt passeert, elk wordt even aangekeken... en dan glijdt het weer voorbij.”

Een korte pauze. De ringmeester recht zijn rug. “Maar vooraleer deze dans der denkwijzen zijn rondjes begint te draaien, moeten we nog één ding beslissen: welk groot maatschappelijk vraagstuk krijgt de eer om vandaag bespiegeld te worden in dit wonder van intellectuele choreografie?”

Van achter in de tent klinkt, aarzelend maar doordringend, een stem: 

“In dit circus werd ons intellectuele eerlijkheid beloofd,” zegt ze, “maar tot nu toe hebben we alleen rondjes zien draaien. Wanneer gaan we eindelijk bespreken hoe onze universiteiten hun banden rechtvaardigen met instellingen die medeverantwoordelijk zijn voor genocide, apartheid en systematische mensenrechtenschendingen?”

Een ongemakkelijke rimpeling trekt door het publiek. De ringmeester bevriest een fractie van een seconde. Zijn glimlach wankelt, zijn hand zoekt naar zijn stropdas alsof die plots een antwoord zou kunnen bieden.

“Ah... ja, kijk,” begint hij, met een nerveus lachje, “sommige thema’s zijn... hoe zal ik het zeggen... gevoelig, en heel erg complex.” Hij probeert zichzelf te herpakken, maakt een zwierig armgebaar naar de carrousel achter hem, die nu zachtjes begint te draaien, als op commando. “En weet u: dit is een een plek voor serene uitwisseling, niet voor conflict of ongemak. We moeten vermijden dat de harmonie van onze gespreksruimte wordt verstoord door onderwerpen die te... polariserend zijn.”

Hij knikt, alsof hij zichzelf net heeft overtuigd. “Wat telt, is dat we het debat levendig houden, zonder dat het uit de hand loopt. Intellectueel, maar niet te scherp. Kritisch, maar altijd binnen de lijntjes. Een veilige ruimte voor iedereen—waar niemand anderen te hard op de vingers tikt.”

Achter hem schittert de carrousel in volle glorie, spiegels die het licht breken in duizend schitteringen, afleidingen vermomd als diepgang. 

En nu begint de muziek te spelen.

Alles is belangrijk - behalve wat nu gebeurt 

"En bovendien!" roept de ringmeester uit, terwijl hij zijn vinger opsteekt alsof hij getroffen wordt door een diepe gedachte, “de wereld, mijn beste vrienden, is immens. Een oceaan van leed, een weids panorama van menselijke miserie! Waarom zouden wij ons obsessief storten op slechts één golf, als aan de horizon ontelbare anderen rimpelen?”

Met een zwierige zwaai van zijn staf wijst hij naar de spiegels van de carrousel, waarin flitsen oplichten van verre ellende: de onderdrukking van de Oeigoeren, bloedbaden in Soedan, het slepende geweld in Oost-Congo – elke ramp een zorgvuldig geselecteerde reflectie. “Ook dàt verdient ongetwijfeld onze aandacht,” zegt hij plechtig. “Zou het dan niet... bekrompen zijn om ons te fixeren op slechts één enkele kwestie?”

Het publiek murmelt  ongemakkelijk. Dit refreintje is bekend. Het klinkt als een gebarsten plaat, een sluwe pirouette waarmee elke dringende oproep tot actie wordt omzeild. De oudgedienden onder hen herkennen de dans: de en-wat-met-al-die-andere-wals, uitgevoerd telkens wanneer een concrete onrechtvaardigheid te prominent dreigt te worden. Door de aandacht te verleggen naar bredere onrechtvaardigheden probeert de instelling zich te onttrekken aan haar onmiddellijke verantwoordelijkheden. 

De niet erg subtiele boodschap luidt: Als we niet alles tegelijk kunnen oplossen, doen we dan maar beter niets. Maar voor wie deze smoes al eerder heeft gehoord als een uitvlucht om bij onrecht geen actie te ondernemen, klinkt dit ontzettend hol; een iets te doorzichtig excuus om de roep om gerechtigheid - altijd ongemakkelijk - te ontwijken. 

Want ja, natuurlijk is ander onrecht belangrijk. Niemand in de tent betwist dat. Maar wie pas over Congo begint te spreken zodra Palestina ter sprake komt, wie plots Soedan of India van stal haalt om Israël uit de wind te zetten, is zelden bezorgd om iets anders dan het eigen comfort. Zulke tussenkomsten zijn zelden gestoeld op solidariteit – vaker zijn het strategische rookgordijnen en schaamlapjes, doorzichtige doekjes voor het bloeden van een geweten dat koste wat het kost ongeschonden wil blijven. 

Sterker nog: door die strijdtonelen tegen elkaar uit te spelen, wordt verhuld dat ze juist met elkaar verbonden zijn – geworteld in dezelfde bodem. De draaischijf van de geschiedenis draait niet op goed geluk; het geweld volgt patronen. Kolonialisme. Systemisch racisme. Landroof. Kapitalistische extractie. Telkens in nieuwe gedaanten, telkens dezelfde logica.  

Wie de lessen van de geschiedenis ter harte neemt, weet: solidariteit betekent niet verschillende strijden rangschikken, maar verbinden. Niet afwegen, maar erkennen. Denk aan de historische solidariteit tussen de zwarte bevrijdingsbewegingen en het Palestijnse volk – geworteld in een gedeelde strijd tegen kolonialisme en andere vormen van onderdrukking. Van de steun van de Black Panthers aan Palestijnse bevrijding tot de hedendaagse roep om gerechtigheid: telkens weer klinkt er een besef van onderlinge verstrengeling. Een besef dat echte bevrijding nooit geïsoleerd is, maar collectief.

En toch zijn het telkens weer studenten die onze 'verlichte' universiteiten moeten herinneren aan de waarden die ze beweren te belichamen. Al decennialang zijn zij het die de academische façade van ‘neutraliteit’ doorbreken: zij die in opstand kwamen tegen de oorlog in Vietnam, die Zuid-Afrikaanse apartheid boycotten, die ‘ver-weg’ begrepen als direct verbonden met ‘hier’. Niet uit naïef idealisme, maar vanuit een helder inzicht dat vrijheid ondeelbaar is. Zoals Nelson Mandela ooit zei: "Onze vrijheid is onvolledig zonder de vrijheid van de Palestijnen."

Vandaag zijn het opnieuw studenten die het moreel kompas van de universiteit kalibreren. Zij verbinden Gaza met Oost-Congo, waar de wereldwijde vraag naar mineralen en de aanhoudende koloniale erfenissen gewelddadige conflicten en uitbuiting aanwakkeren; met Kasjmir, waar militaire bezetting koloniale tactieken weerspiegelt; en met Ethiopië en Soedan, waar conflicten over land en hulpbronnen voortduren in de schaduw van koloniale geschiedenissen, gevoed door extractieve economieën en de mondiale wapenhandel. Deze studentenbewegingen sluiten bredere solidariteit niet uit — integendeel, ze belichamen die juist. Ze leggen bloot hoe instituties profiteren van deze systemen en ze  in stand houden, en weigeren te aanvaarden dat de academische wereld zich zou verschuilen achter een façade van schijnneutraliteit.

Verlichte illusies en academische verstrikking in het koloniale narratief

En precies daar wringt het schoentje voor de ringmeester en zijn gezelschap. De confrontatie met Israël aangaan betekent niet enkel meer dan 75 jaar koloniale overheersing, apartheid en gewelddadige bezetting onder ogen zien. Het betekent ook dat de mythes onderuit worden gehaald die het bestaan van Israël al decennia proberen te legitimeren. Mythes die Israël voorstellen als een baken van democratie, een toevluchtsoord voor onderdrukten, een kwetsbare speler omringd door vijanden – allemaal zorgvuldig geconstrueerde fabels om de realiteit van het nederzettingskolonialisme te verhullen.

Want achter die façade ligt het zionistische project: gebaseerd op landroof, etnische zuivering en de systematische verwijdering van inheemse bevolkingen. Alles verpakt in de retoriek van veiligheid en zelfverdediging. Dit verhaal bevragen betekent de façade doorbreken en het licht richten op de daders – op de krachten die de carrousel draaiende houden.

Israël bekritiseren verlamt de Westerse academische wereld, en dat is niet alleen omdat de schaduw van de Holocaust zwaar blijft hangen over Europa’s morele kompas. Israël is geen afwijking, geen historisch ongeluk, maar een spiegel – een weerspiegeling van dezelfde systemen van verovering, uitbuiting en uitwissing waarop het Westen is gebouwd en nog steeds floreert.

Wie dat erkent, moet ook erkennen hoe diep de academische wereld zelf verstrikt zit in die structuren. Het betekent haar wortels blootleggen: haar rol in het koloniale project, haar medeplichtigheid aan apartheid en genocide, haar zwijgen en meelopen. Het betekent ook de fundamenten aantasten van een identiteit gebouwd op mythes van onschuld en morele superioriteit – zorgvuldig geconstrueerde zelfbeelden die het hele circus overeind houden.

Het echte ongemak ligt niet alleen in wat Israël doet, maar vooral in wat die daden onthullen over het systeem waarvan wij deel uitmaken — een systeem dat het mogelijk maakt om te blijven profiteren van onderdrukking. Waarom zou je zo’n systeem aanvallen, als de draaimolen gewoon kan blijven draaien?

Kronieken over as van vroeger, blind voor het vuur van nu

In het nauw gedreven door de opflakkerende waarheid, laat de ringmeester zijn blik door de tent glijden. Hij pauzeert dramatisch, dan forceert hij een gespannen glimlach. “Goed dan,” kondigt hij aan, zijn stem een poging tot plechtstatigheid. “In de geest van academische vrijheid… zullen we een debat voeren over het Israëlisch-Palestijns conflict!” Zijn handgebaren suggereren dat dit een grote toegeving is. “Maar,” voegt hij er met geveinsde bezorgdheid aan toe, “laten we voorzichtig zijn. Het zijn complexe en gevoelige onderwerpen. Alleen de meest gekwalificeerden mogen een ritje maken op de carrousel.”

Zijn ogen speuren het publiek af tot ze blijven rusten op een vertrouwde rij prominente wetenschappers: zelfverklaarde grootheden in het analyseren van internationale conflicten en vredesprocessen, het doorgronden van vroegere genociden, het verdedigen van westers feminisme, het theoriseren over ontwikkeling in het Zuiden. Recentelijk zijn sommigen van hen ook op de kar van de dekolonisatie gesprongen. Dit zijn de namen die we vaak terugvinden in kranten, academische tijdschriften en opinieblogs, klaar om hun mening te geven over elk onderwerp. Behalve dan dit.

Sinds Israël zijn vernietigende campagne in Gaza begon, bleef het oorverdovend stil. Geen statements, geen opiniestukken, geen verontwaardigde analyses. Hun expertise lijkt plots begrensd tot het verleden of tot de veilige abstractie. Nu het heden roept, nu actie nodig is, blijft het bij schuchtere blikken en verkrampte houdingen. De draaimolen draait, maar zij blijven zitten.

De ringmeester probeert nog oogcontact te maken, hopend op een teken dat één van hen naar voren wil stappen voor een ritje op de draaimolen en om duidelijkheid te verschaffen.  Niets. Geen beweging. Alleen maar stilte. Ze blijven als versteend op hun stoel zitten, strak voor zich uitstarend, alsof deze zaak hun niet aanbelangt. De stemmen die zo vlot verklaringen geven over alles - inclusief dekolonisatie - blijken nu stom. Alsof de brand van vandaag hen te dicht op de huid zit – of misschien precies ver genoeg, om te negeren.

Vanuit de geborgenheid van hun bureau analyseren ze de geschiedenis, maar wanneer het heden om actie vraagt, verdwijnen ze in de achtergrond. En straks, over een paar jaar, zullen ze wellicht wél terugkeren. Om te publiceren, te reflecteren, te reconstrueren hoe deze genocide kon plaatsvinden terwijl zij erbij zaten en niets deden. Alsof het allemaal een tragisch historisch misverstand was – en geen kwestie van lafheid.

De ringmeester voelt het moment wegglippen. Hij hervindt zich snel, knikt begrijpend – of zo lijkt het – en zegt op een licht neerbuigende toon: “Misschien is hun tijd nog niet gekomen. Geen nood!” Met een zwierig gebaar draait hij zich om naar de coulissen. “Er zijn altijd anderen die achter de schermen staan te popelen om op te treden.”

De marge organiseert, het centrum saboteert

Maar nog voor de ringmeester de artiesten op het podium kan roepen, gaan achter in de tent een paar toeschouwers rechtstaan. Uit de schaduwen rijzen studenten en medewerkers op – doctoraatsstudenten, postdoctorale onderzoekers, tijdelijke lesgevers, deeltijdse administratieve krachten. Mensen met een precaire positie, die zich desondanks manifesteren. Ze steken hun hand op, niet om toestemming te vragen, maar om het woord op te eisen.

“Wij bieden ons aan,” zegt één van hen, terwijl ze langs de verbouwereerde bewakers naar voren stapt. “Wij houden ons al jaren bezig met dit onderwerp. Wij organiseren debatten, seminars, filmvertoningen, lezingen en workshops. Wij nodigden Palestijnse én Israëlische academici uit die het apartheidsbeleid ontrafelden, en mensenrechtenexperts die wél durfden spreken. Wij hebben de ruimte voor debat gecreëerd waar de universiteit die zelf niet wilde bieden. En al die tijd lieten degenen die nu zeggen dat het ‘te complex’ is het compleet afweten. Geen van hen kwam opdagen. Dus zijn we dankbaar dat we nu de kans krijgen om…”

Maar ze krijgt haar zin niet af. De ringmeester, zichtbaar geërgerd, maakt een afwijzend gebaar met zijn staf. “Nee, nee,” zegt hij op zachte, maar streng-meewarige toon. “Wat we nodig hebben zijn neutrale stemmen. Onafhankelijke perspectieven. Zonder... emotionele betrokkenheid.” Hij glimlacht, koel en ingestudeerd. De afwijzing is beleefd verpakt, maar het venijn druipt eraf.

De studenten en medewerkers kijken elkaar aan – ze kennen dit riedeltje. Altijd dezelfde reflex: marginaliseren, delegitimeren, neutraliseren. Jarenlang hebben ze het zware werk gedaan. Niet voor de show, maar omdat het moest. Ze schreven, organiseerden, nodigden uit, creëerden ruimte. En telkens weer werden hun inspanningen genegeerd, hun stemmen weggemoffeld, hun initiatieven afgeblokt. De universiteit keek toe vanop veilige afstand – niet te dichtbij om elke associatie te vermijden, niet te ver weg om de controle te verliezen. Enthousiasme werd getolereerd zolang het nergens toe leidde.

“We waarderen uw inzet,” vervolgt de ringmeester, nu voluit betuttelend. “Maar voor dit soort kwesties is een evenwichtig debat nodig. Zonder vooringenomenheid. Zonder activistische agenda’s.”

Hij draait zich om, met een sierlijk gebaar naar het gordijn. “En dus,” kondigt hij aan, “aangezien niemand anders zich heeft aangemeld, en wij uiteraard zelf geen experts zijn, presenteren wij u nu… de deelnemers die wij zorgvuldig hebben uitgekozen voor dit belangrijke debat.”

Een eindeloze draaimolen

Uit de coulissen treden de zorgvuldig geselecteerde artiesten: gepensioneerde diplomaten, doorgewinterd in de kunst van het westerse buitenlandbeleid; politicologen en historici met institutionele banden met Israëlische universiteiten; experts in conflictbemiddeling die de zeldzame gave bezitten om elke verwijzing naar kolonialisme elegant te omzeilen.

“En hier zijn ze dan!” roept de ringmeester enthousiast, “De perfecte ruiters voor onze carrousel van meervoudige perspectieven!”

Statig beklimmen de panelleden hun beschilderde dieren. Alles glanst. Elke beweging is afgemeten, elke uitspraak ingeoefend. Terwijl de carrousel traag begint te draaien, glijden hun woorden in elkaar als een nette choreografie: genuanceerde overpeinzingen over ‘de complexiteit van het conflict’, beschouwingen over ‘de kwetsbare balans in de regio’, diplomatieke eufemismen die het geweld reduceren tot abstracte spanningsvelden.

Het publiek luistert. Sommigen knikken instemmend, anderen schuiven ongemakkelijk op hun stoel. De draaimolen draait rond en rond: over geopolitiek, historische gevoeligheden, veiligheidsbelangen. De toon blijft voornaam, de gezichten ernstig, maar nergens snijdt het. Geen bloed, geen ruïnes, geen kinderen onder puin – alleen woorden, zorgvuldig gestript van urgentie.

Tot een vrouwenstem uit het publiek plots de monotonie doorbreekt: “En wat met de bezetting? De illegale nederzettingen? De voortdurende mensenrechtenschendingen?”

De carrousel hapert. De paarden schokken licht. Een kort moment van aarzeling – blikken worden uitgewisseld tussen de ruiters - dit stond niet in het script. Dan herstelt een van hen zich met een geoefende glimlach: "Veroordeelt u Hamas?" 

Een klassieke zet. De vragen uit het publiek worden niet beantwoord, maar zorgvuldig vervangen door een toetssteen. Wie weigert eerst die veroordeling uit te spreken, wordt als onredelijk of verdacht afgedaan. Een andere ruiter knikt ernstig en zegt plechtig: “Laten we vooral niet vergeten dat het leed aan beide kanten groot is.” Een holle poging tot evenwicht. Ondertussen blijven de vragen onbeantwoord, het ongemak onaangeroerd.

Het publiek mort. Sommigen lijken gerustgesteld – het debat is immers beschaafd gebleven. Anderen zitten roerloos, hun blikken scherp. De vragen blijven in de lucht hangen, als echo’s die weigeren te verdwijnen.

De draaimolen draait verder, maar de beweging is stroever. De tandwielen knarsen. De glans begint te barsten. De façade, ooit zo solide, dreigt te splijten onder het gewicht van wat niet gezegd mag worden.

De (on)zichtbare drager van de tent

Aanvankelijk verdoezelt het wentelende schouwspel een verontrustende abnormaliteit in het midden van de piste. Maar naarmate de rotatie versnelt, wordt het onmogelijk om nog langer weg te kijken.

Daar, onbeweeglijk in het centrum, staat hij: de olifant. Massief. Onopgesmukt. Onvermijdelijk.

Met een vage, sardonische grijns op zijn snuit lijkt hij openlijk de spot te drijven met de ruiters en het publiek – al diegenen die zich al die tijd hebben gedragen alsof zijn kolossale aanwezigheid niet voelbaar, niet zichtbaar, niet relevant was.

Maar hij wás er altijd al.

Een immense waarheid, te ongemakkelijk om te erkennen. Een aanklacht die niet in woorden viel te vatten zonder de façade te doen instorten.

De ruiters draaien hun hoofd weg. Hun gepolijste argumenten versplinteren, zinnen haperen. Ze klampen zich vast aan verhalen die zichtbaar afbrokkelen. De carrousel draait sneller. De beschilderde dieren verliezen hun gratie, veranderen in groteske figuren – half paard, half karikatuur.

De toespraken, daarnet nog beheerst en galant, vervallen in een kakofonie van paniekerige ontwijkingen. Verheven abstracties, ooit gehanteerd als schilden van intellectuele sérieux, cirkelen krampachtig rond de olifant en alles waar hij voor staat: de brute werkelijkheid van apartheid, de wurggreep van bezetting, de systematische onderdrukking, de collectieve opsluiting van kinderen, de genocidale vernietiging van gemeenschappen. 

Elke omweg is een daad van medeplichtigheid. Elke semantische bocht een stilzwijgende erkenning: Palestijnse levens zijn bijzaak – hoogstens een ongemakkelijk voetnoot in het script van academisch fatsoen.

Het publiek begint zich te roeren. De betovering van de carrousel verliest haar kracht. Het geroezemoes zwelt aan tot een golf van verontwaardiging. Stoelen schuiven achteruit, voeten stampen. Eén voor één springen toeschouwers recht, wijzen naar de olifant en roepen boven het rumoer uit:

"Genoeg met die uitvluchten! Kijk niet langer weg!"

Een toren van barstend ivoor

De ringmeester verliest zijn zelfbeheersing. Zijn stem, daarnet nog beheerst en gezaghebbend, trilt nu paniekerig terwijl hij smeekt: "Alstublieft, dames en heren, laten we de nuance niet uit het oog verliezen! Behoud het evenwicht! Intellectuele strengheid!" 

Maar zijn woorden galmen hol. Hun leegte steekt pijnlijk af tegen de opkomende rebellie.
De façade van dialoog spat uiteen. Het circus desintegreert in chaos. 

De ringmeester probeert nog één keer de orde te herstellen, maant de bewakers aan tot actie, maar het publiek blijft onvermurwbaar. Ze houden vast aan de waarheid die niet langer te ontkennen valt.

De carrousel draait nu als bezeten, zijn mechaniek kreunt onder de last van jarenlange tegenstrijdigheden.
De geschilderde dieren schokken onregelmatig, als bezeten marionetten. De ruiters, trillend en verstijfd, klampen zich vast terwijl het laagje schmink op hun gezichten uitloopt tot vertrokken grimassen. Hun woorden zijn gereduceerd tot loze kreten, overstemd door een crescendo uit het publiek:

"Veroordeel de hypocrisie! Stop de medeplichtigheid!"

Dan gebeurt het onvermijdelijke. Het eindeloze rondjes draaien, het opgeklopte vertoon van neutraliteit, het gewicht van de olifant in het midden – alles bezwijkt. Met een oorverdovend gekraak stort de carrousel onder zijn eigen tegenspraken in elkaar. De ruiters vliegen door de lucht, hun mooi verwoorde beschouwingen onderbroken door de val in het stof.

Schokgolven razen door de tent. Palen kraken en versplinteren, doeken scheuren. De fiere banieren van intellectueel gezag dwarrelen zielig neer. De centrale structuur begeeft het: schijnwerpers flikkeren, projecteren spookachtige schaduwen over het puin. Stofwolken stijgen op, verstikkend en onontkoombaar. 

Wat resteert is een ruïne – van kapotte mechanismen, ingestorte idealen, en de brokstukken van een academische façade, nu blootgesteld aan het meedogenloze daglicht.

En als het stof eindelijk gaat liggen, onthult het puin wat er al die tijd al was.

In het midden, half op zijn zijde, ligt de olifant die niemand wou zien. Een van zijn immense slagtanden steekt als een zuil omhoog uit de ingestorte circustent. Het ivoor glanst in het koude daglicht – niet als symbool van wijsheid of verhevenheid, maar als akelige herinnering aan de toren die hij ooit schraagde. Zijn witte glans snijdt door het tafereel als een aanklacht: tegen de selectieve blik, de gekanaliseerde verontwaardiging, het morele opportunisme.

Het publiek staat er stil en ontdaan bij. De blik op de slagtand – beschuldigend, verbijsterd. Er is geen ontzag meer, enkel verwijt. Zijn schittering is niet langer die van intellectuele gestrengheid, maar van de holle kunstgrepen van een systeem dat passiviteit maskeerde en ontwijking verkocht als evenwicht.

De voorstelling is afgelopen. Het circus is voorbij.

protest university image

Illustration by Fourate Chahal El Rekaby

Epiloog - Het script herschrijven, de universiteit (her)claimen?

De ondergang van het circus is geen tragedie. Het was onafwendbaar – een spektakel van tegenstrijdigheden dat bezweek onder zijn eigen gewicht. Te lang heeft de academische wereld zich verscholen achter een façade van neutraliteit, zijn hoogdravende retoriek ingezet als masker voor medeplichtigheid aan mondiale systemen van overheersing. Te lang hebben instellingen de mond vol gehad over dekolonisatie, terwijl ze koloniale infrastructuren blijven voeden. Te lang is academische vrijheid uitgeroepen tot heiligdom, terwijl kritische stemmen het zwijgen werd opgelegd. De val van de tent legt meer bloot dan alleen de holheid van geveinsde solidariteit. Ze dwingt een keuze af: wat voor universiteit willen we in de plaats bouwen?

Het (her)claimen van de universiteit gaat niet alleen over het verbreken van banden met instellingen die betrokken zijn bij apartheid. Het vraagt ook dat we de universiteit onder ogen zien zoals ze is: een koloniaal apparaat, lange tijd in dienst van macht en elitebelangen. Die strijd is niet nieuw. Radicale bewegingen worstelen al lang met de vraag: kunnen deze ruimtes van binnenuit worden bevrijd en getransformeerd? Of vereist echte bevrijding een breuk – een afrekening met de vastgeroeste fundamenten? Van de zwarte radicale traditie tot studentenopstanden wereldwijd klinkt steeds opnieuw dezelfde spanning: hoe beweeg je binnen een universiteit waar je nooit helemaal in thuishoort?

Wat wél duidelijk is: solidariteit met Palestina is geen geïsoleerde daad. Ze maakt deel uit van een bredere, verweven strijd tegen kolonialisme, raciaal kapitalisme en structureel geweld. Die gevechten lopen niet naast elkaar, ze kruisen, versterken en vormen elkaar. De inzet is zelden zo helder geweest. Voor het Palestijnse volk is dit een strijd om te overleven – tegen meedogenloze vernietiging. Voor ons is zwijgen medeplichtigheid. Voor ons is niets doen een verraad aan de waarden die we beweren te verdedigen.

Academische medeplichtigheid aan apartheid, bezetting en genocide is niet enkel verraad aan Palestina. Het is verraad aan de menselijkheid zelf. 

En toch, tussen het puin leeft iets voort. In Gaza bouwen studenten en docenten, ondanks alles, aan de toekomst. Ze weigeren het onderwijs over te leveren aan de uitwismachine. Ze claimen hun recht op leren, op lesgeven – op waardigheid. Hun verzet herinnert ons eraan: onderwijs is meer dan overleven. Het is rebellie. Een daad van koppige menselijkheid in het aangezicht van systematische ontmenselijking.

De tent is gevallen, maar het podium blijft staan. De universiteit staat niet los van de strijd eromheen: ze maakt er integraal deel van uit. Ze is óf een werktuig van macht, óf een ruimte waar macht wordt tegengesproken. De vraag is niet óf wij daarin een rol spelen, maar welke rol wij kiezen. We kunnen toestaan dat de universiteit een bastion blijft van privilege en passiviteit. Of we maken er een plek van waaruit kennis wordt ingezet ten dienste van bewegingen voor rechtvaardigheid en bevrijding. En dat is geen taak voor morgen. Dat is werk voor vandaag.

Studenten, arbeiders, docenten, leerkrachten, sociale werkers – wij dragen allemaal de verantwoordelijkheid om ons te verzetten tegen medeplichtigheid en om onze intellectuele arbeid te richten op wat het meest urgent is. Wat begon als gemompel in de coulissen is uitgegroeid tot een collectief koor op de pleinen en campussen. Laten we doorzetten. Laten we van onze stemmen een onstuitbare kracht maken die de fundamenten van medeplichtigheid onverbiddellijk doet beven.

Het decor staat er. Het script moet nu herschreven worden. Wat er nu gebeurt, dat beslissen wíj.